Dé eeuw voor de verzamelaars

De gouden munten van de Gouden Eeuw zijn ook nu nog zeer gegeerd, dat is zeer wel te begrijpen. Ze zijn namelijk van hoogwaardig goud en ook technisch zijn ze goed. Ze komen uit vele landen, daardoor zijn ze ook heel divers. Voor de verzamelaar vormen ze een waar eldorado.

De welvaart bloeide

Internationaal gezien noemen we de 19de eeuw ‘dé Gouden Eeuw’. Deze Gouden Eeuw was zo bijzonder omdat in een groot aantal landen tegelijkertijd de welvaart bloeide. Dit resulteerde in de Gouden Eeuw van de Gouden Munt. Deze Gouden Eeuw ontstond door een aantal gunstige factoren die tegelijkertijd of kort na elkaar optraden. Zo was het tientallig stelsel heel belangrijk voor alles wat er maar te meten was. De Franse Revolutie van 1789-1799 voerde deze decimale manier van rekenen in. Napoleon verspreidde het stelsel in Europa. De Franse gouden 20 frank was vanaf 1809 tot 1914 toonaangevend op het continent. De munt was met de Engelse soeverein en de Amerikaanse gouden Eagle de belangrijkste van de wereld. In England versnelden de stoommachines van James Watt de industriële revolutie enorm. Vele nieuwe fabrieken produceerden door deze machines onuitputtelijke hoeveelheden goederen.

Ook in Europa nam de industrialisatie geweldig toe in de hele Gouden Eeuw. De techniek om bijvoorbeeld munten te slaan maakte ook een stormachtige ontwikkeling door. De muntpersen konden steeds preciezer en sneller werken. De koloniën met hun vele goedkope arbeidskrachten zorgden voor een gestadige toevoer van grondstoffen. In 1884 verwierf onze Koning Leopold II de Congo in Afrika in persoonlijk bezit. Grote goudvondsten in Siberië ( 1838), California (1848), Australië (1851), Zuid Dakota (1876), Zuid Afrika (1886) en Canada (1896) zorgden voor een enorme hoeveelheid goud. In de jaren 1870 ging vrijwel elk land over op de gouden standaard.

Vrede 

Europa beleefde van 1815 en 1914 een ongekend lange periode van vrede tussen zijn staten. Ons land beleefde alleen de revolutie van 1830. De Frans-Duitse oorlog van 1870 was het enige grote internationale conflict tijdens de Gouden 19de Eeuw. Deze oorlog had geen enkel effect op de rest van Europa. De nationale en internationale handel kon door de vrede enorm toenemen. De vele koloniën vormden grote afzetmarkten voor de nieuwe fabrieken. Met de groeiende internationale handel groeide ook de behoefte aan hoogwaardige gouden munten die onderling goed inwisselbaar waren. Daar was niet alleen veel goud voor nodig, maar ook een internationale standaard.

De Fransen richtten met dat oogmerk in 1865 de Latijnse Muntunie op samen met Zwitserland, Italië en ons eigen België. De Franse Franc werd de standaardmunt. De waarde van de gouden en zilveren munten onderling werd gestandaardiseerd. Zo voorkwam men wisselkoersen. In 1867 ondernamen de Fransen zelfs een poging de Latijnse Muntunie tot mondiale standaard te maken. Dit plan mislukte. Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en de V.S. deden niet mee. Uiteindelijk namen in de Gouden Eeuw 13 landen deel aan de Latijnse Muntunie. Van 1857 tot 1867 had Pruisen een eigen muntunie met de meeste Duitse staten en Oostenrijk. De Latijnse Muntunie inspireerde in 1873 Denemarken en Zweden tot de oprichting van de Scandinavische Muntunie. In 1875 sloot Noorwegen aan. De grote economische verschillen tussen de landen zorgde echter voor hevig speculeren in goud over en weer. Dat luidde uiteindelijk het einde in van deze muntunie.

In vrede en rust ontwikkelde de 19de eeuw zich tot de Gouden Eeuw van de gouden munt. Het einde kwam in 1914 met de Eerste Wereldoorlog. Na de oorlog was geen land nog welvarend genoeg om gouden circulatiemunten te laten slaan. De Latijnse Muntunie hield op in 1927 en de Scandinavische Muntunie in 1931. De VS sloegen in 1933 de laatste gouden circulatiemunt van de wereld, de Amerikaanse Gold Eagle. Deze munt is echter niet meer in omloop gekomen. De Gouden Eeuw ging uit als een nachtkaars.